NL: notuleren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
genotuleerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik notuleer jij notuleert hij notuleert wij notuleren jullie notuleren zij notuleren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb genotuleerd jij hebt genotuleerd hij heeft genotuleerd wij hebben genotuleerd jullie hebben genotuleerd zij hebben genotuleerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik notuleerde jij notuleerde hij notuleerde wij notuleerden jullie notuleerden zij notuleerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had genotuleerd jij had genotuleerd hij had genotuleerd wij hadden genotuleerd jullie hadden genotuleerd zij hadden genotuleerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal notuleren jij zult notuleren hij zal notuleren wij zullen notuleren jullie zullen notuleren zij zullen notuleren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal genotuleerd hebben jij zult genotuleerd hebben hij zal genotuleerd hebben wij zullen genotuleerd hebben jullie zullen genotuleerd hebben zij zullen genotuleerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou notuleren jij zou notuleren hij zou notuleren wij zouden notuleren jullie zouden notuleren zij zouden notuleren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou genotuleerd hebben jij zou genotuleerd hebben hij zou genotuleerd hebben wij zouden genotuleerd hebben jullie zouden genotuleerd hebben zij zouden genotuleerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
notuleer
|
| Aanvoegende wijs |
| notulere |