NL: noteren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
genoteerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik noteer jij noteert hij noteert wij noteren jullie noteren zij noteren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb genoteerd jij hebt genoteerd hij heeft genoteerd wij hebben genoteerd jullie hebben genoteerd zij hebben genoteerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik noteerde jij noteerde hij noteerde wij noteerden jullie noteerden zij noteerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had genoteerd jij had genoteerd hij had genoteerd wij hadden genoteerd jullie hadden genoteerd zij hadden genoteerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal noteren jij zult noteren hij zal noteren wij zullen noteren jullie zullen noteren zij zullen noteren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal genoteerd hebben jij zult genoteerd hebben hij zal genoteerd hebben wij zullen genoteerd hebben jullie zullen genoteerd hebben zij zullen genoteerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou noteren jij zou noteren hij zou noteren wij zouden noteren jullie zouden noteren zij zouden noteren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou genoteerd hebben jij zou genoteerd hebben hij zou genoteerd hebben wij zouden genoteerd hebben jullie zouden genoteerd hebben zij zouden genoteerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
noteer
|
| Aanvoegende wijs |
| notere |