NL: nopen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
genoopt
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik noop jij noopt hij noopt wij nopen jullie nopen zij nopen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb genoopt jij hebt genoopt hij heeft genoopt wij hebben genoopt jullie hebben genoopt zij hebben genoopt
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik noopte jij noopte hij noopte wij noopten jullie noopten zij noopten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had genoopt jij had genoopt hij had genoopt wij hadden genoopt jullie hadden genoopt zij hadden genoopt
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal nopen jij zult nopen hij zal nopen wij zullen nopen jullie zullen nopen zij zullen nopen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal genoopt hebben jij zult genoopt hebben hij zal genoopt hebben wij zullen genoopt hebben jullie zullen genoopt hebben zij zullen genoopt hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou nopen jij zou nopen hij zou nopen wij zouden nopen jullie zouden nopen zij zouden nopen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou genoopt hebben jij zou genoopt hebben hij zou genoopt hebben wij zouden genoopt hebben jullie zouden genoopt hebben zij zouden genoopt hebben
|
| Gebiedende wijs |
noop
|
| Aanvoegende wijs |
| nope |