NL: nivelleren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
genivelleerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik nivelleer jij nivelleert hij nivelleert wij nivelleren jullie nivelleren zij nivelleren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb genivelleerd jij hebt genivelleerd hij heeft genivelleerd wij hebben genivelleerd jullie hebben genivelleerd zij hebben genivelleerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik nivelleerde jij nivelleerde hij nivelleerde wij nivelleerden jullie nivelleerden zij nivelleerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had genivelleerd jij had genivelleerd hij had genivelleerd wij hadden genivelleerd jullie hadden genivelleerd zij hadden genivelleerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal nivelleren jij zult nivelleren hij zal nivelleren wij zullen nivelleren jullie zullen nivelleren zij zullen nivelleren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal genivelleerd hebben jij zult genivelleerd hebben hij zal genivelleerd hebben wij zullen genivelleerd hebben jullie zullen genivelleerd hebben zij zullen genivelleerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou nivelleren jij zou nivelleren hij zou nivelleren wij zouden nivelleren jullie zouden nivelleren zij zouden nivelleren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou genivelleerd hebben jij zou genivelleerd hebben hij zou genivelleerd hebben wij zouden genivelleerd hebben jullie zouden genivelleerd hebben zij zouden genivelleerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
nivelleer
|
| Aanvoegende wijs |
| nivellere |