Voorbeelden

1. Und jetzt nippen wir daran.
   Nu neem je een slokje.
2. Darf ich mal vom Wein nippen?
   Mag ik een slok wijn?
3. Als würde man an Gift nippen.
   Het is als het innemen van gif.
4. Dad ließ mich an seinem Scotch nippen.
   Mijn vader gaf me een slok uit zijn fles whisky.
5. Viel Glück beim Nippen an kalten Getränken.
   Ga jij maar koude drankjes drinken.
6. Wir nippen und spucken, wie alte Tunten.
   We nemen een slok, laten hem walsen en spugen hem uit.
7. Ihr werdet ihr Blut nicht trinken, sondern nur dran nippen.
   Jullie zullen haar bloed niet drinken. Jullie zullen er van nippen.
8. Nur einmal nippen. Ich könnte etwas Mut gebrauchen direkt jetzt.
   Eén slokje, ik kan wel wat moed gebruiken.
9. Wann hören wir mit dem Nippen auf und fangen mit dem Trinken an?
   Wanneer gaan we eens wat van dat spul drinken?
10. Stellen Sie sich vor, wie Sie an einem Sommertag an einem Mojito nippen.
    Een heerlijke mojito op een warme, zonnige dag.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden