Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: nieten
NL: nieten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geniet

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik niet
jij niet
hij niet
wij nieten
jullie nieten
zij nieten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geniet
jij hebt geniet
hij heeft geniet
wij hebben geniet
jullie hebben geniet
zij hebben geniet

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik niette
jij niette
hij niette
wij nietten
jullie nietten
zij nietten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geniet
jij had geniet
hij had geniet
wij hadden geniet
jullie hadden geniet
zij hadden geniet

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal nieten
jij zult nieten
hij zal nieten
wij zullen nieten
jullie zullen nieten
zij zullen nieten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geniet hebben
jij zult geniet hebben
hij zal geniet hebben
wij zullen geniet hebben
jullie zullen geniet hebben
zij zullen geniet hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou nieten
jij zou nieten
hij zou nieten
wij zouden nieten
jullie zouden nieten
zij zouden nieten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geniet hebben
jij zou geniet hebben
hij zou geniet hebben
wij zouden geniet hebben
jullie zouden geniet hebben
zij zouden geniet hebben

Gebiedende wijs
niet

Aanvoegende wijs
niete

Voorbeelden

  1. Ik ga het nieten.
    I 'm going to tack it up.
  2. Ik ga dit vast nieten.
    I got to staple you up.
  3. En ik moet dit aan een zeehond nieten.
    And I 've got to staple this to a seal.
  4. Want ik was net m' n tong aan het nieten.
    Cos I was just going to staple my own tongue.
  5. Ik wil nieten weten wat er daarbinnen gebeurd is, okay?
    I don 't even wanna think about what y 'all were doing in there, okay?
  6. Zoal het feit dat je zingt terwijl je aan het nieten bent?
    Like the fact that you sing when you staple? Ugh!
  7. Niet-niet-niet doen!
    Don 't-don 't-don 't do it.
  8. Niet... Niet... Niet bewegen, Mitch!
    Don 't... don 't... don 't move, Mitch!
  9. Dat gaat niet, niet, niet.
    I don 't think I can, can, can.
  10. Niet missen, niet missen, niet missen, niet missen, niet missen.
    Don 't miss, don 't miss, don 't miss, don 't miss, don 't miss.


DE: nieten    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
genietet
nietend

Indikativ Präsens
ich niete
du nietest
er nietet
wir nieten
ihr nietet
sie; Sie nieten

Indikativ Perfekt
ich habe genietet
du hast genietet
er hat genietet
wir haben genietet
ihr habt genietet
sie; Sie haben genietet

Indikativ Präteritum
ich nietete
du nietetest
er nietete
wir nieteten
ihr nietetet
sie; Sie nieteten

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte genietet
du hattest genietet
er hatte genietet
wir hatten genietet
ihr hattet genietet
sie; Sie hatten genietet

Indikativ Futur I
ich werde nieten
du wirst nieten
er wird nieten
wir werden nieten
ihr werdet nieten
sie; Sie werden nieten

Indikativ Futur II
ich werde genietet haben
du wirst genietet haben
er wird genietet haben
wir werden genietet haben
ihr werdet genietet haben
sie; Sie werden genietet haben

Konjunktiv I Präsens
ich niete
du nietest
er niete
wir nieten
ihr nietet
sie; Sie nieten

Konjunktiv I Perfekt
ich habe genietet
du habest genietet
er habe genietet
wir haben genietet
ihr habet genietet
sie; Sie haben genietet

Konjunktiv II Präsens
ich nietete
du nietetest
er nietete
wir nieteten
ihr nietetet
sie; Sie nieteten

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte genietet
du hättest genietet
er hätte genietet
wir hätten genietet
ihr hättet genietet
sie; Sie hätten genietet

Konjunktiv II Futur I
ich würde nieten
du würdest nieten
er würde nieten
wir würden nieten
ihr würdet nieten
sie; Sie würden nieten

Konjunktiv II Futur II
ich würde genietet sein
du würdest genietet haben
er würde genietet haben
wir würden genietet haben
ihr würdet genietet haben
sie; Sie würden genietet haben

der Imperativ
du niete


Voorbeelden

  1. Niet (m)
    nagel/klinknagel
  2. Traf der Niet Sie im Auge?
    Heb je een nagel in je oog gekregen?
  3. Niet! Hier sind zu viele neue Gesichter. Ihres eingeschlossen.
    Nyet, er zijn hier te veel nieuwe gezichten.
  4. Wenn ich mich vor meinem Stapel Playboys setzen soll mit einem Fläschchen, dann niet.
    Als ik voor een stapel Playboys moet zitten met mijn flesje, is het nee.
  5. 0,08, ihr Nieten!
    0,08, stelletje gekken.
  6. Nieten oder Perlen?
    Spikes of parels?
  7. Vielleicht eines mit Nieten?
    Eentje met sierspijkers?
  8. Diese Nieten auf Zerstörer Zwei!
    Ze kunnen ook niks op Destroyer 2.
  9. Vergesst mich nicht, meine Nieten.
    Vergeet me niet, zwakke plekken.
  10. Seid mal ruhig, ihr Nieten.
    Kop dicht, minkukels.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden