Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: neuzelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geneuzeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik neuzel
jij neuzelt
hij neuzelt
wij neuzelen
jullie neuzelen
zij neuzelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geneuzeld
jij hebt geneuzeld
hij heeft geneuzeld
wij hebben geneuzeld
jullie hebben geneuzeld
zij hebben geneuzeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik neuzelde
jij neuzelde
hij neuzelde
wij neuzelden
jullie neuzelden
zij neuzelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geneuzeld
jij had geneuzeld
hij had geneuzeld
wij hadden geneuzeld
jullie hadden geneuzeld
zij hadden geneuzeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal neuzelen
jij zult neuzelen
hij zal neuzelen
wij zullen neuzelen
jullie zullen neuzelen
zij zullen neuzelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geneuzeld hebben
jij zult geneuzeld hebben
hij zal geneuzeld hebben
wij zullen geneuzeld hebben
jullie zullen geneuzeld hebben
zij zullen geneuzeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou neuzelen
jij zou neuzelen
hij zou neuzelen
wij zouden neuzelen
jullie zouden neuzelen
zij zouden neuzelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geneuzeld hebben
jij zou geneuzeld hebben
hij zou geneuzeld hebben
wij zouden geneuzeld hebben
jullie zouden geneuzeld hebben
zij zouden geneuzeld hebben

Gebiedende wijs
neuzel

Aanvoegende wijs
neuzele

Voorbeelden

  1. Ik wou dat jullie eens zouden stoppen te neuzelen over de gasten!
    I wish you 'd both stop fretting about the guests!

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden