NL: neutraliseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geneutraliseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik neutraliseer jij neutraliseert hij neutraliseert wij neutraliseren jullie neutraliseren zij neutraliseren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geneutraliseerd jij hebt geneutraliseerd hij heeft geneutraliseerd wij hebben geneutraliseerd jullie hebben geneutraliseerd zij hebben geneutraliseerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik neutraliseerde jij neutraliseerde hij neutraliseerde wij neutraliseerden jullie neutraliseerden zij neutraliseerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geneutraliseerd jij had geneutraliseerd hij had geneutraliseerd wij hadden geneutraliseerd jullie hadden geneutraliseerd zij hadden geneutraliseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal neutraliseren jij zult neutraliseren hij zal neutraliseren wij zullen neutraliseren jullie zullen neutraliseren zij zullen neutraliseren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geneutraliseerd hebben jij zult geneutraliseerd hebben hij zal geneutraliseerd hebben wij zullen geneutraliseerd hebben jullie zullen geneutraliseerd hebben zij zullen geneutraliseerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou neutraliseren jij zou neutraliseren hij zou neutraliseren wij zouden neutraliseren jullie zouden neutraliseren zij zouden neutraliseren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geneutraliseerd hebben jij zou geneutraliseerd hebben hij zou geneutraliseerd hebben wij zouden geneutraliseerd hebben jullie zouden geneutraliseerd hebben zij zouden geneutraliseerd hebben
|
Gebiedende wijs |
neutraliseer
|
Aanvoegende wijs |
neutralisere |