NL: netvertisen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
genetvertised
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik netvertise jij netvertiset hij netvertiset wij netvertisen jullie netvertisen zij netvertisen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb genetvertised jij hebt genetvertised hij heeft genetvertised wij hebben genetvertised jullie hebben genetvertised zij hebben genetvertised
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik netvertisede jij netvertisede hij netvertisede wij netvertiseden jullie netvertiseden zij netvertiseden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had genetvertised jij had genetvertised hij had genetvertised wij hadden genetvertised jullie hadden genetvertised zij hadden genetvertised
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal netvertisen jij zult netvertisen hij zal netvertisen wij zullen netvertisen jullie zullen netvertisen zij zullen netvertisen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal genetvertised hebben jij zult genetvertised hebben hij zal genetvertised hebben wij zullen genetvertised hebben jullie zullen genetvertised hebben zij zullen genetvertised hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou netvertisen jij zou netvertisen hij zou netvertisen wij zouden netvertisen jullie zouden netvertisen zij zouden netvertisen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou genetvertised hebben jij zou genetvertised hebben hij zou genetvertised hebben wij zouden genetvertised hebben jullie zouden genetvertised hebben zij zouden genetvertised hebben
|
Gebiedende wijs |
netvertise
|
Aanvoegende wijs |
netvertise |