Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: nestelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
genesteld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik nestel
jij nestelt
hij nestelt
wij nestelen
jullie nestelen
zij nestelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb genesteld
jij hebt genesteld
hij heeft genesteld
wij hebben genesteld
jullie hebben genesteld
zij hebben genesteld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik nestelde
jij nestelde
hij nestelde
wij nestelden
jullie nestelden
zij nestelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had genesteld
jij had genesteld
hij had genesteld
wij hadden genesteld
jullie hadden genesteld
zij hadden genesteld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal nestelen
jij zult nestelen
hij zal nestelen
wij zullen nestelen
jullie zullen nestelen
zij zullen nestelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal genesteld hebben
jij zult genesteld hebben
hij zal genesteld hebben
wij zullen genesteld hebben
jullie zullen genesteld hebben
zij zullen genesteld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou nestelen
jij zou nestelen
hij zou nestelen
wij zouden nestelen
jullie zouden nestelen
zij zouden nestelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou genesteld hebben
jij zou genesteld hebben
hij zou genesteld hebben
wij zouden genesteld hebben
jullie zouden genesteld hebben
zij zouden genesteld hebben

Gebiedende wijs
nestel

Aanvoegende wijs
nestele

Voorbeelden

  1. Ik nestel me in je hartkamer.
    I 'll occupy your heart.
  2. Nestel je gewoon in deze brede schouders.
    Just snuggle into these broad shoulders.
  3. Nestelen is zo voorbij.
    Nesting is so over.
  4. Vergeet het nestelen niet.
    Don 't forget nesting.
  5. Ze nestelen niet in bomen.
    They don 't nest in trees.
  6. Waar die vrolijke vogels nestelen...
    Where those funny birds nest
  7. En de vogels nestelen in de hazelaarstruiken.
    And the birds will be nesting in the hazel thicket.
  8. En veel dekens om zich in te nestelen.
    Lots of blankets to curl up in.
  9. Ik dwong hem te nestelen in mijn vulkaan.
    I forced it to make its nest here in my volcano.
  10. We gaan ons nestelen in ons nieuwe optrekje.
    We 're settling into our new digs today.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden