Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: neerstorten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
neergestort

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik stort neer
jij stort neer
hij stort neer
wij storten neer
jullie storten neer
zij storten neer

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik neerstort
dat jij neerstort
dat hij neerstort
dat wij neerstorten
dat jullie neerstorten
dat zij neerstorten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik ben neergestort
jij bent neergestort
hij is neergestort
wij zijn neergestort
jullie zijn neergestort
zij zijn neergestort

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik stortte neer
jij stortte neer
hij stortte neer
wij stortten neer
jullie stortten neer
zij stortten neer

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik neerstortte
dat jij neerstortte
dat hij neerstortte
dat wij neerstortten
dat jullie neerstortten
dat zij neerstortten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik was neergestort
jij was neergestort
hij was neergestort
wij waren neergestort
jullie waren neergestort
zij waren neergestort

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal neerstorten
jij zult neerstorten
hij zal neerstorten
wij zullen neerstorten
jullie zullen neerstorten
zij zullen neerstorten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal neergestort zijn
jij zult neergestort zijn
hij zal neergestort zijn
wij zullen neergestort zijn
jullie zullen neergestort zijn
zij zullen neergestort zijn

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou neerstorten
jij zou neerstorten
hij zou neerstorten
wij zouden neerstorten
jullie zouden neerstorten
zij zouden neerstorten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou neergestort zijn
jij zou neergestort zijn
hij zou neergestort zijn
wij zouden neergestort zijn
jullie zouden neergestort zijn
zij zouden neergestort zijn

Gebiedende wijs
stort neer

Aanvoegende wijs
neerstorte

Voorbeelden

  1. Super 61 stort neer. 61 stort neer. Ik herhaal, 61 stort neer.
    Super 61 is going down, 61 is going down, I repeat, it 's going down,
  2. Super 61 stort neer.
    Super 61 is going down,
  3. Onze helikopter stort neer.
    Our helicopter 's going down.
  4. Het vliegtuig stort neer.
    The plane is going down.
  5. Red Leader, ik stort neer!
    Red Leader, I 'm going down!
  6. Weervliegtuig stort neer tijdens de orkaan.
    Weather plane goes down during a hurricane.
  7. Den Mother 3-1 stort neer.
    Den mother 3-1 going down!
  8. Je doet wat ik zeg of je stort neer.
    You either do what I tell you or you can crash and burn.
  9. De waterval stort neer alsof de hemel was voor onze ogen.
    The waterfall pours down as if heaven was before our eyes.
  10. neerstorten
    fly into the ground

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden