Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: neerhalen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
neergehaald

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik haal neer
jij haalt neer
hij haalt neer
wij halen neer
jullie halen neer
zij halen neer

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik neerhaal
dat jij neerhaalt
dat hij neerhaalt
dat wij neerhalen
dat jullie neerhalen
dat zij neerhalen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb neergehaald
jij hebt neergehaald
hij heeft neergehaald
wij hebben neergehaald
jullie hebben neergehaald
zij hebben neergehaald

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik haalde neer
jij haalde neer
hij haalde neer
wij haalden neer
jullie haalden neer
zij haalden neer

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik neerhaalde
dat jij neerhaalde
dat hij neerhaalde
dat wij neerhaalden
dat jullie neerhaalden
dat zij neerhaalden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had neergehaald
jij had neergehaald
hij had neergehaald
wij hadden neergehaald
jullie hadden neergehaald
zij hadden neergehaald

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal neerhalen
jij zult neerhalen
hij zal neerhalen
wij zullen neerhalen
jullie zullen neerhalen
zij zullen neerhalen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal neergehaald hebben
jij zult neergehaald hebben
hij zal neergehaald hebben
wij zullen neergehaald hebben
jullie zullen neergehaald hebben
zij zullen neergehaald hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou neerhalen
jij zou neerhalen
hij zou neerhalen
wij zouden neerhalen
jullie zouden neerhalen
zij zouden neerhalen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou neergehaald hebben
jij zou neergehaald hebben
hij zou neergehaald hebben
wij zouden neergehaald hebben
jullie zouden neergehaald hebben
zij zouden neergehaald hebben

Gebiedende wijs
haal neer

Aanvoegende wijs
neerhale

Voorbeelden

  1. neerhalen
    kill (to)
  2. Jezelf neerhalen.
    Put yourself down?
  3. Van Sciver neerhalen.
    Take down Van Sciver.
  4. We moeten alles neerhalen.
    We 'll take everything down.
  5. Ze willen me neerhalen.
    They want to take me down.
  6. Als we die neerhalen.
    If we could take them out.
  7. We moeten hem neerhalen.
    We have to take him.
  8. Ik wilde het neerhalen!
    I wanted to tear it down!
  9. Neerhalen van de vlag.
    Lowering of the flag.
  10. We gaan Volkoff neerhalen.
    We 're gonna take down Volkoff.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden