Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: nazien

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
nagezien

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik zie na
jij ziet na
hij ziet na
wij zien na
jullie zien na
zij zien na

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik nazie
dat jij naziet
dat hij naziet
dat wij nazien
dat jullie nazien
dat zij nazien

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb nagezien
jij hebt nagezien
hij heeft nagezien
wij hebben nagezien
jullie hebben nagezien
zij hebben nagezien

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik zag na
jij zag na
hij zag na
wij zagen na
jullie zagen na
zij zagen na

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik nazag
dat jij nazag
dat hij nazag
dat wij nazagen
dat jullie nazagen
dat zij nazagen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had nagezien
jij had nagezien
hij had nagezien
wij hadden nagezien
jullie hadden nagezien
zij hadden nagezien

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal nazien
jij zult nazien
hij zal nazien
wij zullen nazien
jullie zullen nazien
zij zullen nazien

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal nagezien hebben
jij zult nagezien hebben
hij zal nagezien hebben
wij zullen nagezien hebben
jullie zullen nagezien hebben
zij zullen nagezien hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou nazien
jij zou nazien
hij zou nazien
wij zouden nazien
jullie zouden nazien
zij zouden nazien

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou nagezien hebben
jij zou nagezien hebben
hij zou nagezien hebben
wij zouden nagezien hebben
jullie zouden nagezien hebben
zij zouden nagezien hebben

Gebiedende wijs
zie na

Aanvoegende wijs
nazie

Voorbeelden

  1. Welk ik zie na zo lange jaren.
    Imagine seeing you here after all these years.
  2. George, zie na of er bij Mr. DeWitt' s vanzijn rekeningen is afgehaald.
    George, see if Mr. DeWitt 's accounts have been touched.
  3. Je moet het alarm nazien.
    You must check the alarm.
  4. Ik ga die boeking nazien.
    I 'll go check out that booking.
  5. Ik ga de linnenwagen nazien.
    I 'll go check on the laundry truck.
  6. Ik ga de coördinaten nazien.
    I 'm gonna check the coordinates.
  7. Ik moet iets gaan nazien.
    I just have to go see about something.
  8. Ja kan toch teruggaan en nazien.
    Can nevertheless return yes and revise.
  9. Dat moet ik nog eens nazien.
    I might need to look into that.
  10. Ik moest de geschenk tasjes nazien.
    I had to oversee gift bags.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden