Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: nazeggen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
nagezegd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik zeg na
jij zegt na
hij zegt na
wij zeggen na
jullie zeggen na
zij zeggen na

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik nazeg
dat jij nazegt
dat hij nazegt
dat wij nazeggen
dat jullie nazeggen
dat zij nazeggen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb nagezegd
jij hebt nagezegd
hij heeft nagezegd
wij hebben nagezegd
jullie hebben nagezegd
zij hebben nagezegd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik zei/zegde na
jij zei/zegde na
hij zei/zegde na
wij zeiden/zegden na
jullie zeiden/zegden na
zij zeiden/zegden na

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik nazei/nazegde
dat jij nazei/nazegde
dat hij nazei/nazegde
dat wij nazeiden/nazegden
dat jullie nazeiden/nazegden
dat zij nazeiden/nazegden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had nagezegd
jij had nagezegd
hij had nagezegd
wij hadden nagezegd
jullie hadden nagezegd
zij hadden nagezegd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal nazeggen
jij zult nazeggen
hij zal nazeggen
wij zullen nazeggen
jullie zullen nazeggen
zij zullen nazeggen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal nagezegd hebben
jij zult nagezegd hebben
hij zal nagezegd hebben
wij zullen nagezegd hebben
jullie zullen nagezegd hebben
zij zullen nagezegd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou nazeggen
jij zou nazeggen
hij zou nazeggen
wij zouden nazeggen
jullie zouden nazeggen
zij zouden nazeggen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou nagezegd hebben
jij zou nagezegd hebben
hij zou nagezegd hebben
wij zouden nagezegd hebben
jullie zouden nagezegd hebben
zij zouden nagezegd hebben

Gebiedende wijs
zeg na

Aanvoegende wijs
nazegge
Gebiedende wijs



Voorbeelden

  1. Zeg, na vijf uur?
    Say, after 5: 00?
  2. Steek uw rechterhand op en zeg na.
    Raise your right hand and repeat after me.
  3. Kan iemand het nazeggen?
    Say it with me? Anyone?
  4. Kunnen jullie het me nazeggen?
    Can you say it with me?
  5. Je kunt het gelukkig nog nazeggen.
    You could say that again.
  6. Je moet me nazeggen, gekke koe.
    Chubba Face, you crazy cow.
  7. Ik zeg dat ze me moeten nazeggen.
    I tell them to repeat after me.
  8. Ik ga nu drie dingen zeggen, en die mag je alle drie nazeggen en onthouden.
    I 'm going to say three things. Repeat after me and remember them.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden