Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: navigeren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
genavigeerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik navigeer
jij navigeert
hij navigeert
wij navigeren
jullie navigeren
zij navigeren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb genavigeerd
jij hebt genavigeerd
hij heeft genavigeerd
wij hebben genavigeerd
jullie hebben genavigeerd
zij hebben genavigeerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik navigeerde
jij navigeerde
hij navigeerde
wij navigeerden
jullie navigeerden
zij navigeerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had genavigeerd
jij had genavigeerd
hij had genavigeerd
wij hadden genavigeerd
jullie hadden genavigeerd
zij hadden genavigeerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal navigeren
jij zult navigeren
hij zal navigeren
wij zullen navigeren
jullie zullen navigeren
zij zullen navigeren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal genavigeerd hebben
jij zult genavigeerd hebben
hij zal genavigeerd hebben
wij zullen genavigeerd hebben
jullie zullen genavigeerd hebben
zij zullen genavigeerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou navigeren
jij zou navigeren
hij zou navigeren
wij zouden navigeren
jullie zouden navigeren
zij zouden navigeren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou genavigeerd hebben
jij zou genavigeerd hebben
hij zou genavigeerd hebben
wij zouden genavigeerd hebben
jullie zouden genavigeerd hebben
zij zouden genavigeerd hebben

Gebiedende wijs
navigeer

Aanvoegende wijs
navigere

Voorbeelden

  1. Eens kijken of ik kan... navigeer dit.
    Let 's see if I can... whoo navigate this.
  2. Eens buit, navigeer je rond elk obstakel....
    Once outside, you 'll navigate every obstacle
  3. Ik zal zijn vlucht navigeren.
    I 'll navigate his flight.
  4. Hij heeft me leren navigeren.
    He 's the one who taught me to navigate.
  5. Ik kan zo niet navigeren.
    I can not navigate.
  6. Ze navigeren op de sterren.
    They navigate by the stars.
  7. Murphy, we laten je vaker navigeren.
    Murphy, we 're gonna have to let you navigate more often.
  8. Androïden kunnen niet in slipstream navigeren.
    Androids can 't navigate slipstream.
  9. Ik weet hoe ik moet navigeren.
    What? I know how to navigate.
  10. We kunnen in deze storm niet navigeren.
    We can 't navigate through this storm.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden