NL: navigeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
genavigeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik navigeer jij navigeert hij navigeert wij navigeren jullie navigeren zij navigeren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb genavigeerd jij hebt genavigeerd hij heeft genavigeerd wij hebben genavigeerd jullie hebben genavigeerd zij hebben genavigeerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik navigeerde jij navigeerde hij navigeerde wij navigeerden jullie navigeerden zij navigeerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had genavigeerd jij had genavigeerd hij had genavigeerd wij hadden genavigeerd jullie hadden genavigeerd zij hadden genavigeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal navigeren jij zult navigeren hij zal navigeren wij zullen navigeren jullie zullen navigeren zij zullen navigeren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal genavigeerd hebben jij zult genavigeerd hebben hij zal genavigeerd hebben wij zullen genavigeerd hebben jullie zullen genavigeerd hebben zij zullen genavigeerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou navigeren jij zou navigeren hij zou navigeren wij zouden navigeren jullie zouden navigeren zij zouden navigeren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou genavigeerd hebben jij zou genavigeerd hebben hij zou genavigeerd hebben wij zouden genavigeerd hebben jullie zouden genavigeerd hebben zij zouden genavigeerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
navigeer
|
| Aanvoegende wijs |
| navigere |