NL: nationaliseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
genationaliseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik nationaliseer jij nationaliseert hij nationaliseert wij nationaliseren jullie nationaliseren zij nationaliseren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb genationaliseerd jij hebt genationaliseerd hij heeft genationaliseerd wij hebben genationaliseerd jullie hebben genationaliseerd zij hebben genationaliseerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik nationaliseerde jij nationaliseerde hij nationaliseerde wij nationaliseerden jullie nationaliseerden zij nationaliseerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had genationaliseerd jij had genationaliseerd hij had genationaliseerd wij hadden genationaliseerd jullie hadden genationaliseerd zij hadden genationaliseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal nationaliseren jij zult nationaliseren hij zal nationaliseren wij zullen nationaliseren jullie zullen nationaliseren zij zullen nationaliseren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal genationaliseerd hebben jij zult genationaliseerd hebben hij zal genationaliseerd hebben wij zullen genationaliseerd hebben jullie zullen genationaliseerd hebben zij zullen genationaliseerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou nationaliseren jij zou nationaliseren hij zou nationaliseren wij zouden nationaliseren jullie zouden nationaliseren zij zouden nationaliseren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou genationaliseerd hebben jij zou genationaliseerd hebben hij zou genationaliseerd hebben wij zouden genationaliseerd hebben jullie zouden genationaliseerd hebben zij zouden genationaliseerd hebben
|
Gebiedende wijs |
nationaliseer
|
Aanvoegende wijs |
nationalisere |