NL: narcotiseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
genarcotiseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik narcotiseer jij narcotiseert hij narcotiseert wij narcotiseren jullie narcotiseren zij narcotiseren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb genarcotiseerd jij hebt genarcotiseerd hij heeft genarcotiseerd wij hebben genarcotiseerd jullie hebben genarcotiseerd zij hebben genarcotiseerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik narcotiseerde jij narcotiseerde hij narcotiseerde wij narcotiseerden jullie narcotiseerden zij narcotiseerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had genarcotiseerd jij had genarcotiseerd hij had genarcotiseerd wij hadden genarcotiseerd jullie hadden genarcotiseerd zij hadden genarcotiseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal narcotiseren jij zult narcotiseren hij zal narcotiseren wij zullen narcotiseren jullie zullen narcotiseren zij zullen narcotiseren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal genarcotiseerd hebben jij zult genarcotiseerd hebben hij zal genarcotiseerd hebben wij zullen genarcotiseerd hebben jullie zullen genarcotiseerd hebben zij zullen genarcotiseerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou narcotiseren jij zou narcotiseren hij zou narcotiseren wij zouden narcotiseren jullie zouden narcotiseren zij zouden narcotiseren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou genarcotiseerd hebben jij zou genarcotiseerd hebben hij zou genarcotiseerd hebben wij zouden genarcotiseerd hebben jullie zouden genarcotiseerd hebben zij zouden genarcotiseerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
narcotiseer
|
| Aanvoegende wijs |
| narcotisere |