Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: nameten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
nagemeten

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik meet na
jij meet na
hij meet na
wij meten na
jullie meten na
zij meten na

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik nameet
dat jij nameet
dat hij nameet
dat wij nameten
dat jullie nameten
dat zij nameten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb nagemeten
jij hebt nagemeten
hij heeft nagemeten
wij hebben nagemeten
jullie hebben nagemeten
zij hebben nagemeten

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik mat na
jij mat na
hij mat na
wij maten na
jullie maten na
zij maten na

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik namat
dat jij namat
dat hij namat
dat wij namaten
dat jullie namaten
dat zij namaten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had nagemeten
jij had nagemeten
hij had nagemeten
wij hadden nagemeten
jullie hadden nagemeten
zij hadden nagemeten

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal nameten
jij zult nameten
hij zal nameten
wij zullen nameten
jullie zullen nameten
zij zullen nameten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal nagemeten hebben
jij zult nagemeten hebben
hij zal nagemeten hebben
wij zullen nagemeten hebben
jullie zullen nagemeten hebben
zij zullen nagemeten hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou nameten
jij zou nameten
hij zou nameten
wij zouden nameten
jullie zouden nameten
zij zouden nameten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou nagemeten hebben
jij zou nagemeten hebben
hij zou nagemeten hebben
wij zouden nagemeten hebben
jullie zouden nagemeten hebben
zij zouden nagemeten hebben

Gebiedende wijs
meet na

Aanvoegende wijs
namete

Voorbeelden

  1. Ik heb het laten nameten.
    I had them measure.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden