Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: nagelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
genageld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik nagel
jij nagelt
hij nagelt
wij nagelen
jullie nagelen
zij nagelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb genageld
jij hebt genageld
hij heeft genageld
wij hebben genageld
jullie hebben genageld
zij hebben genageld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik nagelde
jij nagelde
hij nagelde
wij nagelden
jullie nagelden
zij nagelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had genageld
jij had genageld
hij had genageld
wij hadden genageld
jullie hadden genageld
zij hadden genageld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal nagelen
jij zult nagelen
hij zal nagelen
wij zullen nagelen
jullie zullen nagelen
zij zullen nagelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal genageld hebben
jij zult genageld hebben
hij zal genageld hebben
wij zullen genageld hebben
jullie zullen genageld hebben
zij zullen genageld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou nagelen
jij zou nagelen
hij zou nagelen
wij zouden nagelen
jullie zouden nagelen
zij zouden nagelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou genageld hebben
jij zou genageld hebben
hij zou genageld hebben
wij zouden genageld hebben
jullie zouden genageld hebben
zij zouden genageld hebben

Gebiedende wijs
nagel

Aanvoegende wijs
nagele

Voorbeelden

  1. nagel
    nail plate
  2. nagel
    doornail
  3. nagel
    unguis
  4. nagel/klinknagel
    rivet
  5. Een nagel gebroken.
    Ow! Broke a nail.
  6. Met Roman Nagel.
    This is Roman Nagel.
  7. Kijk naar de nagel.
    Look at the nail.
  8. Wat een lelijke nagel.
    That 's a fairly ratty nail.
  9. Ik brak een nagel...
    I just broke a nail.
  10. Dit is Lindsay Nagel.
    This is Lindsay Naegle.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden