Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: nablijven

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
nagebleven

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik blijf na
jij blijft na
hij blijft na
wij blijven na
jullie blijven na
zij blijven na

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik nablijf
dat jij nablijft
dat hij nablijft
dat wij nablijven
dat jullie nablijven
dat zij nablijven

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik ben nagebleven
jij bent nagebleven
hij is nagebleven
wij zijn nagebleven
jullie zijn nagebleven
zij zijn nagebleven

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik bleef na
jij bleef na
hij bleef na
wij bleven na
jullie bleven na
zij bleven na

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik nableef
dat jij nableef
dat hij nableef
dat wij nableven
dat jullie nableven
dat zij nableven

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik was nagebleven
jij was nagebleven
hij was nagebleven
wij waren nagebleven
jullie waren nagebleven
zij waren nagebleven

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal nablijven
jij zult nablijven
hij zal nablijven
wij zullen nablijven
jullie zullen nablijven
zij zullen nablijven

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal nagebleven zijn
jij zult nagebleven zijn
hij zal nagebleven zijn
wij zullen nagebleven zijn
jullie zullen nagebleven zijn
zij zullen nagebleven zijn

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou nablijven
jij zou nablijven
hij zou nablijven
wij zouden nablijven
jullie zouden nablijven
zij zouden nablijven

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou nagebleven zijn
jij zou nagebleven zijn
hij zou nagebleven zijn
wij zouden nagebleven zijn
jullie zouden nagebleven zijn
zij zouden nagebleven zijn

Gebiedende wijs
blijf na

Aanvoegende wijs
nablijve

Voorbeelden

  1. Nablijven waarvoor?
    Detention for what?
  2. Ik moet nablijven.
    I gotta go to detention.
  3. Jij mag nablijven.
    I 'll see you in detention.
  4. Ik moest nablijven.
    I was in detention.
  5. Je moet nablijven.
    You have detention.
  6. Waarom moet je nablijven?
    Why did you get detention?
  7. dit nablijven is gedaan
    This particular detention is over.
  8. Bedankt voor het nablijven.
    Thank you for staying late tonight.
  9. Ik moest zelf nablijven, man.
    I had detention myself, guy.
  10. Jij moet een week nablijven.
    You officially earned detention for a week.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden