NL: musiceren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gemusiceerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik musiceer jij musiceert hij musiceert wij musiceren jullie musiceren zij musiceren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gemusiceerd jij hebt gemusiceerd hij heeft gemusiceerd wij hebben gemusiceerd jullie hebben gemusiceerd zij hebben gemusiceerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik musiceerde jij musiceerde hij musiceerde wij musiceerden jullie musiceerden zij musiceerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gemusiceerd jij had gemusiceerd hij had gemusiceerd wij hadden gemusiceerd jullie hadden gemusiceerd zij hadden gemusiceerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal musiceren jij zult musiceren hij zal musiceren wij zullen musiceren jullie zullen musiceren zij zullen musiceren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gemusiceerd hebben jij zult gemusiceerd hebben hij zal gemusiceerd hebben wij zullen gemusiceerd hebben jullie zullen gemusiceerd hebben zij zullen gemusiceerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou musiceren jij zou musiceren hij zou musiceren wij zouden musiceren jullie zouden musiceren zij zouden musiceren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gemusiceerd hebben jij zou gemusiceerd hebben hij zou gemusiceerd hebben wij zouden gemusiceerd hebben jullie zouden gemusiceerd hebben zij zouden gemusiceerd hebben
|
Gebiedende wijs |
musiceer
|
Aanvoegende wijs |
musicere |