NL: mounten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gemount
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik mount jij mount hij mount wij mounten jullie mounten zij mounten
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gemount jij hebt gemount hij heeft gemount wij hebben gemount jullie hebben gemount zij hebben gemount
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik mountte jij mountte hij mountte wij mountten jullie mountten zij mountten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gemount jij had gemount hij had gemountt wij hadden gemountt jullie hadden gemount zij hadden gemount
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal mounten jij zult mounten hij zal mounten wij zullen mounten jullie zullen mounten zij zullen mounten
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gemount hebben jij zult gemount hebben hij zal gemount hebben wij zullen gemount hebben jullie zullen gemount hebben zij zullen gemount hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou mounten jij zou mounten hij zou mounten wij zouden mounten jullie zouden mounten zij zouden mounten
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gemount hebben jij zou gemount hebben hij zou gemount hebben wij zouden gemount hebben jullie zouden gemount hebben zij zouden gemount hebben
|
| Gebiedende wijs |
mount
|
| Aanvoegende wijs |
| mounte |