Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: mountainbiken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gemountainbiket

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik mountainbike
jij mountainbiket
hij mountainbiket
wij mountainbiken
jullie mountainbiken
zij mountainbiken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gemountainbiket
jij hebt gemountainbiket
hij heeft gemountainbiket
wij hebben gemountainbiket
jullie hebben gemountainbiket
zij hebben gemountainbiket

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik mountainbikete
jij mountainbikete
hij mountainbikete
wij mountainbiketen
jullie mountainbiketen
zij mountainbiketen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gemountainbiket
jij had gemountainbiket
hij had gemountainbiket
wij hadden gemountainbiket
jullie hadden gemountainbiket
zij hadden gemountainbiket

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal mountainbiken
jij zult mountainbiken
hij zal mountainbiken
wij zullen mountainbiken
jullie zullen mountainbiken
zij zullen mountainbiken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gemountainbiket hebben
jij zult gemountainbiket hebben
hij zal gemountainbiket hebben
wij zullen gemountainbiket hebben
jullie zullen gemountainbiket hebben
zij zullen gemountainbiket hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou mountainbiken
jij zou mountainbiken
hij zou mountainbiken
wij zouden mountainbiken
jullie zouden mountainbiken
zij zouden mountainbiken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gemountainbiket hebben
jij zou gemountainbiket hebben
hij zou gemountainbiket hebben
wij zouden gemountainbiket hebben
jullie zouden gemountainbiket hebben
zij zouden gemountainbiket hebben

Gebiedende wijs
mountainbike

Aanvoegende wijs
mountainbike

Voorbeelden

  1. Dit is een mountainbike.
    We have... this mountain bike.
  2. Hoeveel kost die mountainbike?
    How much is that mountain bike?
  3. Zag dat het geen Mountainbike was.
    Noticed it wasn 't a trail bike.
  4. Er reed een jongen langs op een zilveren mountainbike.
    I saw a boy ride by on his silver mountain bike.
  5. Prachtige wandelroutes en uitdagende fietsritten en mountainbike trails zorgen voor een sportieve uitdaging
    Beautiful hikingroutes, challenging bike rides and mountain bike trails provide a sporting challenge
  6. Een fietstocht door het dal, of op de mountainbike over een trail bergop
    Cycling through the valley, or mountain bike on an uphill trail
  7. Een prachtig landschap dat je als wandelaar of op de mountainbike perfect kunt ontdekken
    A beautiful landscape, which you can discover as a hiker and on a mountain bike
  8. Door zijn topografie is het land een eersteklas mountainbike-bestemming met een groot aantal moeilijke singletrails en paden
    The geography of this little country makes it an outstanding bikers’ destination, with lots of tricky dedicated trails and paths
  9. mijn hobbies zijn mountainbiken en lezen
    my hobbies are mountain biking and reading
  10. Een indrukwekkend gebied voor wandelen en mountainbiken
    An impressive area for hiking and mountain biking

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden