Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: motiveren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gemotiveerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik motiveer
jij motiveert
hij motiveert
wij motiveren
jullie motiveren
zij motiveren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gemotiveerd
jij hebt gemotiveerd
hij heeft gemotiveerd
wij hebben gemotiveerd
jullie hebben gemotiveerd
zij hebben gemotiveerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik motiveerde
jij motiveerde
hij motiveerde
wij motiveerden
jullie motiveerden
zij motiveerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gemotiveerd
jij had gemotiveerd
hij had gemotiveerd
wij hadden gemotiveerd
jullie hadden gemotiveerd
zij hadden gemotiveerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal motiveren
jij zult motiveren
hij zal motiveren
wij zullen motiveren
jullie zullen motiveren
zij zullen motiveren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gemotiveerd hebben
jij zult gemotiveerd hebben
hij zal gemotiveerd hebben
wij zullen gemotiveerd hebben
jullie zullen gemotiveerd hebben
zij zullen gemotiveerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou motiveren
jij zou motiveren
hij zou motiveren
wij zouden motiveren
jullie zouden motiveren
zij zouden motiveren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gemotiveerd hebben
jij zou gemotiveerd hebben
hij zou gemotiveerd hebben
wij zouden gemotiveerd hebben
jullie zouden gemotiveerd hebben
zij zouden gemotiveerd hebben

Gebiedende wijs
motiveer

Aanvoegende wijs
motivere

Voorbeelden

  1. Ik motiveer hem alleen.
    I 'm incentivizing him.
  2. Dus ik zie het zo. Ik motiveer jullie... en jullie motiveren hen.
    So the way I got it figured, I motivate you... and you motivate them.
  3. Maar verdorie, motiveer ze en zie ze gaan.
    But holy crap, wind' em up and watch' em go.
  4. Staren, motiveren.
    Staring, motivate.
  5. Haar aanpassing te motiveren.
    To motivate her adjustment.
  6. Cutter wilde je motiveren.
    Cutter wanted to motivate you.
  7. Je bent goed in motiveren.
    You really know how to motivate a guy.
  8. Maar ik wil je motiveren.
    But I want to encourage you.
  9. Ik probeerde je te motiveren.
    I was trying to motivate you.
  10. Ik wilde je juist motiveren.
    It was meant to provoke you to keep you in.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden