NL: monsteren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gemonsterd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik monster jij monstert hij monstert wij monsteren jullie monsteren zij monsteren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gemonsterd jij hebt gemonsterd hij heeft gemonsterd wij hebben gemonsterd jullie hebben gemonsterd zij hebben gemonsterd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik monsterde jij monsterde hij monsterde wij monsterden jullie monsterden zij monsterden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gemonsterd jij had gemonsterd hij had gemonsterd wij hadden gemonsterd jullie hadden gemonsterd zij hadden gemonsterd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal monsteren jij zult monsteren hij zal monsteren wij zullen monsteren jullie zullen monsteren zij zullen monsteren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gemonsterd hebben jij zult gemonsterd hebben hij zal gemonsterd hebben wij zullen gemonsterd hebben jullie zullen gemonsterd hebben zij zullen gemonsterd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou monsteren jij zou monsteren hij zou monsteren wij zouden monsteren jullie zouden monsteren zij zouden monsteren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gemonsterd hebben jij zou gemonsterd hebben hij zou gemonsterd hebben wij zouden gemonsterd hebben jullie zouden gemonsterd hebben zij zouden gemonsterd hebben
|
| Gebiedende wijs |
monster
|
| Aanvoegende wijs |
| monstere |