NL: monitoren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gemonitord
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik monitor jij monitort hij monitort wij monitoren jullie monitoren zij monitoren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gemonitord jij hebt gemonitord hij heeft gemonitord wij hebben gemonitord jullie hebben gemonitord zij hebben gemonitord
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik monitorde jij monitorde hij monitorde wij monitorden jullie monitorden zij monitorden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gemonitord jij had gemonitord hij had gemonitord wij hadden gemonitord jullie hadden gemonitord zij hadden gemonitord
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal monitoren jij zult monitoren hij zal monitoren wij zullen monitoren jullie zullen monitoren zij zullen monitoren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gemonitord hebben jij zult gemonitord hebben hij zal gemonitord hebben wij zullen gemonitord hebben jullie zullen gemonitord hebben zij zullen gemonitord hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou monitoren jij zou monitoren hij zou monitoren wij zouden monitoren jullie zouden monitoren zij zouden monitoren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gemonitord hebben jij zou gemonitord hebben hij zou gemonitord hebben wij zouden gemonitord hebben jullie zouden gemonitord hebben zij zouden gemonitord hebben
|
| Gebiedende wijs |
monitor
|
| Aanvoegende wijs |
| monitore |