NL: mogen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gemogen
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik mag jij mag hij mag wij mogen jullie mogen zij mogen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gemogen jij hebt gemogen hij heeft gemogen wij hebben gemogen jullie hebben gemogen zij hebben gemogen
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik mocht jij mocht hij mocht wij mochten jullie mochten zij mochten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gemogen jij had gemogen hij had gemogen wij hadden gemogen jullie hadden gemogen zij hadden gemogen
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal mogen jij zult mogen hij zal mogen wij zullen mogen jullie zullen mogen zij zullen mogen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gemogen hebben jij zult gemogen hebben hij zal gemogen hebben wij zullen gemogen hebben jullie zullen gemogen hebben zij zullen gemogen hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou mogen jij zou mogen hij zou mogen wij zouden mogen jullie zouden mogen zij zouden mogen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gemogen hebben jij zou gemogen hebben hij zou gemogen hebben wij zouden gemogen hebben jullie zouden gemogen hebben zij zouden gemogen hebben
|
| Gebiedende wijs |
mag
|
| Aanvoegende wijs |
| moge |