NL: moeten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gemoeten
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik moet jij moet hij moet wij moeten jullie moeten zij moeten
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gemoeten jij hebt gemoeten hij heeft gemoeten wij hebben gemoeten jullie hebben gemoeten zij hebben gemoeten
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik moest jij moest hij moest wij moesten jullie moesten zij moesten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gemoeten jij had gemoeten hij had gemoeten wij hadden gemoeten jullie hadden gemoeten zij hadden gemoeten
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal moeten jij zult moeten hij zal moeten wij zullen moeten jullie zullen moeten zij zullen moeten
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gemoeten hebben jij zult gemoeten hebben hij zal gemoeten hebben wij zullen gemoeten hebben jullie zullen gemoeten hebben zij zullen gemoeten hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou moeten jij zou moeten hij zou moeten wij zouden moeten jullie zouden moeten zij zouden moeten
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gemoeten hebben jij zou gemoeten hebben hij zou gemoeten hebben wij zouden gemoeten hebben jullie zouden gemoeten hebben zij zouden gemoeten hebben
|
| Gebiedende wijs |
moet
|
| Aanvoegende wijs |
| moete |