NL: moederen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gemoederd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik moeder jij moedert hij moedert wij moederen jullie moederen zij moederen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gemoederd jij hebt gemoederd hij heeft gemoederd wij hebben gemoederd jullie hebben gemoederd zij hebben gemoederd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik moederde jij moederde hij moederde wij moederden jullie moederden zij moederden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gemoederd jij had gemoederd hij had gemoederd wij hadden gemoederd jullie hadden gemoederd zij hadden gemoederd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal moederen jij zult moederen hij zal moederen wij zullen moederen jullie zullen moederen zij zullen moederen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gemoederd hebben jij zult gemoederd hebben hij zal gemoederd hebben wij zullen gemoederd hebben jullie zullen gemoederd hebben zij zullen gemoederd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou moederen jij zou moederen hij zou moederen wij zouden moederen jullie zouden moederen zij zouden moederen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gemoederd hebben jij zou gemoederd hebben hij zou gemoederd hebben wij zouden gemoederd hebben jullie zouden gemoederd hebben zij zouden gemoederd hebben
|
Gebiedende wijs |
moeder
|
Aanvoegende wijs |
moedere |