NL: moduleren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gemoduleerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik moduleer jij moduleert hij moduleert wij moduleren jullie moduleren zij moduleren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gemoduleerd jij hebt gemoduleerd hij heeft gemoduleerd wij hebben gemoduleerd jullie hebben gemoduleerd zij hebben gemoduleerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik moduleerde jij moduleerde hij moduleerde wij moduleerden jullie moduleerden zij moduleerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gemoduleerd jij had gemoduleerd hij had gemoduleerd wij hadden gemoduleerd jullie hadden gemoduleerd zij hadden gemoduleerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal moduleren jij zult moduleren hij zal moduleren wij zullen moduleren jullie zullen moduleren zij zullen moduleren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gemoduleerd hebben jij zult gemoduleerd hebben hij zal gemoduleerd hebben wij zullen gemoduleerd hebben jullie zullen gemoduleerd hebben zij zullen gemoduleerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou moduleren jij zou moduleren hij zou moduleren wij zouden moduleren jullie zouden moduleren zij zouden moduleren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gemoduleerd hebben jij zou gemoduleerd hebben hij zou gemoduleerd hebben wij zouden gemoduleerd hebben jullie zouden gemoduleerd hebben zij zouden gemoduleerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
moduleer
|
| Aanvoegende wijs |
| modulere |