NL: modelen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gemodeld
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik model jij modelt hij modelt wij modelen jullie modelen zij modelen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gemodeld jij hebt gemodeld hij heeft gemodeld wij hebben gemodeld jullie hebben gemodeld zij hebben gemodeld
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik modelde jij modelde hij modelde wij modelden jullie modelden zij modelden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gemodeld jij had gemodeld hij had gemodeld wij hadden gemodeld jullie hadden gemodeld zij hadden gemodeld
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal modelen jij zult modelen hij zal modelen wij zullen modelen jullie zullen modelen zij zullen modelen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gemodeld hebben jij zult gemodeld hebben hij zal gemodeld hebben wij zullen gemodeld hebben jullie zullen gemodeld hebben zij zullen gemodeld hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou modelen jij zou modelen hij zou modelen wij zouden modelen jullie zouden modelen zij zouden modelen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gemodeld hebben jij zou gemodeld hebben hij zou gemodeld hebben wij zouden gemodeld hebben jullie zouden gemodeld hebben zij zouden gemodeld hebben
|
| Gebiedende wijs |
model
|
| Aanvoegende wijs |
| modele |