Voorbeelden

1. Mistrust destroys a party.
   Wantrouwen maakt een partij kapot.
2. But mistrust is so exhausting.
   Maar wantrouwen is zo uitputtend.
3. That 's mistrust, even revulsion.
   Dat is wantrouwen, zelfs afkeer.
4. The Government has caused mistrust.
   De regering heeft wantrouwen geschapen.
5. All the hate and mistrust.
   Al de haat en wantrouwen.
6. Hah! My little queen of mistrust,
   Mijn kleine wantrouwige koningin.
7. I 'm sick of this mistrust.
   Ik ben moe van dit wantrouwen.
8. Nothing but centuries of mistrust and resentment.
   Niets behalve eeuwenlang wantrouwen en haat.
9. She 's not the one I mistrust.
   Zij is niet degene die ik wantrouw.
10. Mistrust and betrayal are rooted in your character.
    Wantrouwen en verraad zijn geworteld in jouw karakter.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden