NL: misschieten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
misgeschoten
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik schiet mis jij schiet mis hij schiet mis wij schieten mis jullie schieten mis zij schieten mis
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik misschiet dat jij misschiet dat hij misschiet dat wij misschieten dat jullie misschieten dat zij misschieten
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb misgeschoten jij hebt misgeschoten hij heeft misgeschoten wij hebben misgeschoten jullie hebben misgeschoten zij hebben misgeschoten
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik schoot mis jij schoot mis hij schoot mis wij schoten mis jullie schoten mis zij schoten mis
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik misschoot dat jij misschoot dat hij misschoot dat wij misschoten dat jullie misschoten dat zij misschoten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had misgeschoten jij had misgeschoten hij had misgeschoten wij hadden misgeschoten jullie hadden misgeschoten zij hadden misgeschoten
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal misschieten jij zult misschieten hij zal misschieten wij zullen misschieten jullie zullen misschieten zij zullen misschieten
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal misgeschoten hebben jij zult misgeschoten hebben hij zal misgeschoten hebben wij zullen misgeschoten hebben jullie zullen misgeschoten hebben zij zullen misgeschoten hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou misschieten jij zou misschieten hij zou misschieten wij zouden misschieten jullie zouden misschieten zij zouden misschieten
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou misgeschoten hebben jij zou misgeschoten hebben hij zou misgeschoten hebben wij zouden misgeschoten hebben jullie zouden misgeschoten hebben zij zouden misgeschoten hebben
|
Gebiedende wijs |
schiet mis
|
Aanvoegende wijs |
misschiete |