NL: misraden U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
misraad
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik misraad jij misraadt hij misraadt wij misraden jullie misraden zij misraden
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb misraad jij hebt misraad hij heeft misraad wij hebben misraad jullie hebben misraad zij hebben misraad
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik misraadde jij misraadde hij misraadde wij misraadden jullie misraadden zij misraadden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had misraad jij had misraad hij had misraad wij hadden misraad jullie hadden misraad zij hadden misraad
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal misraden jij zult misraden hij zal misraden wij zullen misraden jullie zullen misraden zij zullen misraden
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal misraad hebben jij zult misraad hebben hij zal misraad hebben wij zullen misraad hebben jullie zullen misraad hebben zij zullen misraad hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou misraden jij zou misraden hij zou misraden wij zouden misraden jullie zouden misraden zij zouden misraden
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou misraad hebben jij zou misraad hebben hij zou misraad hebben wij zouden misraad hebben jullie zouden misraad hebben zij zouden misraad hebben
|
| Gebiedende wijs |
misraad
|
| Aanvoegende wijs |
| misrade |