NL: misnoegen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
misnoegd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik misnoeg jij misnoegt hij misnoegt wij misnoegen jullie misnoegen zij misnoegen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb misnoegd jij hebt misnoegd hij heeft misnoegd wij hebben misnoegd jullie hebben misnoegd zij hebben misnoegd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik misnoegde jij misnoegde hij misnoegde wij misnoegden jullie misnoegden zij misnoegden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had misnoegd jij had misnoegd hij had misnoegd wij hadden misnoegd jullie hadden misnoegd zij hadden misnoegd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal misnoegen jij zult misnoegen hij zal misnoegen wij zullen misnoegen jullie zullen misnoegen zij zullen misnoegen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal misnoegd hebben jij zult misnoegd hebben hij zal misnoegd hebben wij zullen misnoegd hebben jullie zullen misnoegd hebben zij zullen misnoegd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou misnoegen jij zou misnoegen hij zou misnoegen wij zouden misnoegen jullie zouden misnoegen zij zouden misnoegen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou misnoegd hebben jij zou misnoegd hebben hij zou misnoegd hebben wij zouden misnoegd hebben jullie zouden misnoegd hebben zij zouden misnoegd hebben
|
| Gebiedende wijs |
misnoeg
|
| Aanvoegende wijs |
| misnoege |