NL: miskennen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
miskend
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik misken jij miskent hij miskent wij miskennen jullie miskennen zij miskennen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb miskend jij hebt miskend hij heeft miskend wij hebben miskend jullie hebben miskend zij hebben miskend
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik miskende jij miskende hij miskende wij miskenden jullie miskenden zij miskenden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had miskend jij had miskend hij had miskend wij hadden miskend jullie hadden miskend zij hadden miskend
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal miskennen jij zult miskennen hij zal miskennen wij zullen miskennen jullie zullen miskennen zij zullen miskennen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal miskend hebben jij zult miskend hebben hij zal miskend hebben wij zullen miskend hebben jullie zullen miskend hebben zij zullen miskend hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou miskennen jij zou miskennen hij zou miskennen wij zouden miskennen jullie zouden miskennen zij zouden miskennen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou miskend hebben jij zou miskend hebben hij zou miskend hebben wij zouden miskend hebben jullie zouden miskend hebben zij zouden miskend hebben
|
| Gebiedende wijs |
misken
|
| Aanvoegende wijs |
| miskenne |