Voorbeelden

1. Contrive a little mishap.
   Beraam een klein ongelukje.
2. The day of the mishap.
   De dag van het incident.
3. Random accidents, a lifestyle mishap.
   Willekeurige ongevallen, een persoonlijke tegenslag.
4. No. That was an unfortunate mishap.
   Nee, dat is helaas een foutje.
5. It 's just an unfortunate mishap.
   Het is gewoon een ongelukkig ongeluk.
6. This was a stupid, needless mishap.
   Dat was een stomme, onnodige fout.
7. This isn 't a hunting mishap.
   Dit is geen jacht ongeluk.
8. Lieutenant Krauss, start the mishap checklist.
   Lieutenant Krauss, begin met de ongevallen checklist.
9. We 're conducting a mishap investigation.
   We doen een onderzoek naar het incident.
10. Sorry about your mishap at rugby.
    Sorry voor dat rugby incidentje.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden