Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: middagmalen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gemiddagmaald

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik middagmaal
jij middagmaalt
hij middagmaalt
wij middagmalen
jullie middagmalen
zij middagmalen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gemiddagmaald
jij hebt gemiddagmaald
hij heeft gemiddagmaald
wij hebben gemiddagmaald
jullie hebben gemiddagmaald
zij hebben gemiddagmaald

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik middagmaalde
jij middagmaalde
hij middagmaalde
wij middagmaalden
jullie middagmaalden
zij middagmaalden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gemiddagmaald
jij had gemiddagmaald
hij had gemiddagmaald
wij hadden gemiddagmaald
jullie hadden gemiddagmaald
zij hadden gemiddagmaald

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal middagmalen
jij zult middagmalen
hij zal middagmalen
wij zullen middagmalen
jullie zullen middagmalen
zij zullen middagmalen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gemiddagmaald hebben
jij zult gemiddagmaald hebben
hij zal gemiddagmaald hebben
wij zullen gemiddagmaald hebben
jullie zullen gemiddagmaald hebben
zij zullen gemiddagmaald hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou middagmalen
jij zou middagmalen
hij zou middagmalen
wij zouden middagmalen
jullie zouden middagmalen
zij zouden middagmalen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gemiddagmaald hebben
jij zou gemiddagmaald hebben
hij zou gemiddagmaald hebben
wij zouden gemiddagmaald hebben
jullie zouden gemiddagmaald hebben
zij zouden gemiddagmaald hebben

Gebiedende wijs
middagmaal

Aanvoegende wijs
middagmale

Voorbeelden

  1. Ik wil geen middagmaal!
    I don 't want lunch!
  2. Kauwgom, speelgoed, soms hun middagmaal.
    Gum, toys, occasionally their lunch.
  3. Ik ben je middagmaal niet!
    I 'm not your lunch!
  4. Ze heeft de middagmaal klaar.
    She 's got lunch ready.
  5. Een middagmaal, dat is leuk.
    Lunch. That 's nice.
  6. Eet jij donuts als middagmaal?
    You 're eating doughnuts for lunch?
  7. Een middagmaal stipt om 12: 00.
    Lunch is noon straight up.
  8. Hij verzamelt mossels voor zijn middagmaal.
    He 's gathering mussels for dinner.
  9. Mijn vader maakte me een heerlijk middagmaal.
    My father made me a delicious lunch.
  10. Ik zorg dat hij een lekker middagmaal krijgt.
    I 'll make sure he gets a good lunch.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden