NL: meubileren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gemeubileerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik meubileer jij meubileert hij meubileert wij meubileren jullie meubileren zij meubileren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gemeubileerd jij hebt gemeubileerd hij heeft gemeubileerd wij hebben gemeubileerd jullie hebben gemeubileerd zij hebben gemeubileerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik meubileerde jij meubileerde hij meubileerde wij meubileerden jullie meubileerden zij meubileerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gemeubileerd jij had gemeubileerd hij had gemeubileerd wij hadden gemeubileerd jullie hadden gemeubileerd zij hadden gemeubileerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal meubileren jij zult meubileren hij zal meubileren wij zullen meubileren jullie zullen meubileren zij zullen meubileren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gemeubileerd hebben jij zult gemeubileerd hebben hij zal gemeubileerd hebben wij zullen gemeubileerd hebben jullie zullen gemeubileerd hebben zij zullen gemeubileerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou meubileren jij zou meubileren hij zou meubileren wij zouden meubileren jullie zouden meubileren zij zouden meubileren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gemeubileerd hebben jij zou gemeubileerd hebben hij zou gemeubileerd hebben wij zouden gemeubileerd hebben jullie zouden gemeubileerd hebben zij zouden gemeubileerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
meubileer
|
| Aanvoegende wijs |
| meubilere |