Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: meubelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gemeubeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik meubel
jij meubelt
hij meubelt
wij meubelen
jullie meubelen
zij meubelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gemeubeld
jij hebt gemeubeld
hij heeft gemeubeld
wij hebben gemeubeld
jullie hebben gemeubeld
zij hebben gemeubeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik meubelde
jij meubelde
hij meubelde
wij meubelden
jullie meubelden
zij meubelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gemeubeld
jij had gemeubeld
hij had gemeubeld
wij hadden gemeubeld
jullie hadden gemeubeld
zij hadden gemeubeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal meubelen
jij zult meubelen
hij zal meubelen
wij zullen meubelen
jullie zullen meubelen
zij zullen meubelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gemeubeld hebben
jij zult gemeubeld hebben
hij zal gemeubeld hebben
wij zullen gemeubeld hebben
jullie zullen gemeubeld hebben
zij zullen gemeubeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou meubelen
jij zou meubelen
hij zou meubelen
wij zouden meubelen
jullie zouden meubelen
zij zouden meubelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gemeubeld hebben
jij zou gemeubeld hebben
hij zou gemeubeld hebben
wij zouden gemeubeld hebben
jullie zouden gemeubeld hebben
zij zouden gemeubeld hebben

Gebiedende wijs
meubel

Aanvoegende wijs
meubele

Voorbeelden

  1. He is een vintage meubel winkel.
    It 's a vintage furniture store.
  2. Beste klanten, de meubel afdeling heeft...
    Dear customers, the furniture department has...
  3. Dat meubel was antiek, minimaal tweeduizend waard.
    And that armoire was an antique. It 's worth two grand at least.
  4. Nemec bezit een meubel inkoophandel op hun terrein.
    Nemec owns a furniture import business on their turf.
  5. Dan papt ze met de klein meubel verkoper aan.
    Then she picks up with the dinette furniture salesman.
  6. Ik heb eigenlijk 48 winkels verkocht aan een meubel conglomeraat.
    I actually sold all 48 stores to a furniture conglomerate.
  7. Emilio en ik willen graag weten hoeveel dat meubel kost.
    Emilio and I would like to know the price of this one.
  8. Nou, de meubelen zijn terug.
    Well, the furniture is back.
  9. Onze meubelen gaan daar verdwalen.
    Our furniture is going to get lost in there.
  10. Hé, Je hebt nieuwe meubelen.
    Hey, you got some new furniture.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden