Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: merchandisen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gemerchandised

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik merchandise
jij merchandiset
hij merchandiset
wij merchandisen
jullie merchandisen
zij merchandisen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gemerchandised
jij hebt gemerchandised
hij heeft gemerchandised
wij hebben gemerchandised
jullie hebben gemerchandised
zij hebben gemerchandised

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik merchandisede
jij merchandisede
hij merchandisede
wij merchandiseden
jullie merchandiseden
zij merchandiseden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gemerchandised
jij had gemerchandised
hij had gemerchandised
wij hadden gemerchandised
jullie hadden gemerchandised
zij hadden gemerchandised

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal merchandisen
jij zult merchandisen
hij zal merchandisen
wij zullen merchandisen
jullie zullen merchandisen
zij zullen merchandisen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gemerchandised hebben
jij zult gemerchandised hebben
hij zal gemerchandised hebben
wij zullen gemerchandised hebben
jullie zullen gemerchandised hebben
zij zullen gemerchandised hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou merchandisen
jij zou merchandisen
hij zou merchandisen
wij zouden merchandisen
jullie zouden merchandisen
zij zouden merchandisen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gemerchandised hebben
jij zou gemerchandised hebben
hij zou gemerchandised hebben
wij zouden gemerchandised hebben
jullie zouden gemerchandised hebben
zij zouden gemerchandised hebben

Gebiedende wijs
merchandise

Aanvoegende wijs
merchandise

Voorbeelden

  1. Nagedacht over de merchandise?
    Have you thought about merchandising?
  2. Geen geld, geen merchandise.
    No money, no merchandise.
  3. Ik wilde hem wat merchandise verkopen.
    I tried selling him some merchandise.
  4. Acht cijfers en een deel van de merchandise.
    Eight figures and a piece of the merchandising.
  5. Je kunt veel geld verdienen aan de merchandise.
    Imagine the money you 'll make from merchandizing alone.
  6. Zo krijg ik dubbel betaald en dubbel zoveel merchandise.
    Then I get twice the pay and twice the merchandise.
  7. Beloof me dat je agressief wordt als het op merchandise aankomt.
    Promise me that you will be aggressive on back-end merchandising points.
  8. Na de show kun je merchandise verkopen, als je die hebt.
    You can sell merch after the show, if you got any.
  9. Vieren jullie de succesvolle diefstal van Wesley en Kimo' s merchandise rechten?
    You celebrating the successful theft of Wesley and Kimo 's merchandising money?
  10. Ze wil ons om ze uit te brengen en te merchandisen.
    She wants us to do the branding and merchandising.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden