NL: menstrueren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gemenstrueerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik menstrueer jij menstrueert hij menstrueert wij menstrueren jullie menstrueren zij menstrueren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gemenstrueerd jij hebt gemenstrueerd hij heeft gemenstrueerd wij hebben gemenstrueerd jullie hebben gemenstrueerd zij hebben gemenstrueerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik menstrueerde jij menstrueerde hij menstrueerde wij menstrueerden jullie menstrueerden zij menstrueerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gemenstrueerd jij had gemenstrueerd hij had gemenstrueerd wij hadden gemenstrueerd jullie hadden gemenstrueerd zij hadden gemenstrueerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal menstrueren jij zult menstrueren hij zal menstrueren wij zullen menstrueren jullie zullen menstrueren zij zullen menstrueren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gemenstrueerd hebben jij zult gemenstrueerd hebben hij zal gemenstrueerd hebben wij zullen gemenstrueerd hebben jullie zullen gemenstrueerd hebben zij zullen gemenstrueerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou menstrueren jij zou menstrueren hij zou menstrueren wij zouden menstrueren jullie zouden menstrueren zij zouden menstrueren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gemenstrueerd hebben jij zou gemenstrueerd hebben hij zou gemenstrueerd hebben wij zouden gemenstrueerd hebben jullie zouden gemenstrueerd hebben zij zouden gemenstrueerd hebben
|
Gebiedende wijs |
menstrueer
|
Aanvoegende wijs |
menstruere |