NL: memoreren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gememoreerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik memoreer jij memoreert hij memoreert wij memoreren jullie memoreren zij memoreren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gememoreerd jij hebt gememoreerd hij heeft gememoreerd wij hebben gememoreerd jullie hebben gememoreerd zij hebben gememoreerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik memoreerde jij memoreerde hij memoreerde wij memoreerden jullie memoreerden zij memoreerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gememoreerd jij had gememoreerd hij had gememoreerd wij hadden gememoreerd jullie hadden gememoreerd zij hadden gememoreerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal memoreren jij zult memoreren hij zal memoreren wij zullen memoreren jullie zullen memoreren zij zullen memoreren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gememoreerd hebben jij zult gememoreerd hebben hij zal gememoreerd hebben wij zullen gememoreerd hebben jullie zullen gememoreerd hebben zij zullen gememoreerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou memoreren jij zou memoreren hij zou memoreren wij zouden memoreren jullie zouden memoreren zij zouden memoreren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gememoreerd hebben jij zou gememoreerd hebben hij zou gememoreerd hebben wij zouden gememoreerd hebben jullie zouden gememoreerd hebben zij zouden gememoreerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
memoreer
|
| Aanvoegende wijs |
| memorere |