Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: meevallen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
meegevallen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik val mee
jij valt mee
hij valt mee
wij vallen mee
jullie vallen mee
zij vallen mee

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik meeval
dat jij meevalt
dat hij meevalt
dat wij meevallen
dat jullie meevallen
dat zij meevallen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik ben meegevallen
jij bent meegevallen
hij is meegevallen
wij zijn meegevallen
jullie zijn meegevallen
zij zijn meegevallen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik viel mee
jij viel mee
hij viel mee
wij vielen mee
jullie vielen mee
zij vielen mee

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik meeviel
dat jij meeviel
dat hij meeviel
dat wij meevielen
dat jullie meevielen
dat zij meevielen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik was meegevallen
jij was meegevallen
hij was meegevallen
wij waren meegevallen
jullie waren meegevallen
zij waren meegevallen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal meevallen
jij zult meevallen
hij zal meevallen
wij zullen meevallen
jullie zullen meevallen
zij zullen meevallen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal meegevallen zijn
jij zult meegevallen zijn
hij zal meegevallen zijn
wij zullen meegevallen zijn
jullie zullen meegevallen zijn
zij zullen meegevallen zijn

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou meevallen
jij zou meevallen
hij zou meevallen
wij zouden meevallen
jullie zouden meevallen
zij zouden meevallen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou meegevallen zijn
jij zou meegevallen zijn
hij zou meegevallen zijn
wij zouden meegevallen zijn
jullie zouden meegevallen zijn
zij zouden meegevallen zijn

Gebiedende wijs
val mee

Aanvoegende wijs
meevalle

Voorbeelden

  1. Zal wel meevallen.
    I 'm sure it doesn 't.
  2. Het zal niet meevallen.
    It won 't be easy.
  3. Het zal wel meevallen.
    And I 'm not planning to.
  4. Dat zal niet meevallen.
    That will not be easy.
  5. Het zal niet meevallen.
    It 's not going to be easy.
  6. Het zal niet meevallen.
    It 's gonna be difficult.
  7. Dat zal niet meevallen.
    That 's gonna be hard to do.
  8. Het zal wel meevallen.
    Shouldn 't be too painful.
  9. Het zal wel meevallen.
    It 'll likely go.
  10. Dat zal niet meevallen.
    It 's not gonna be that easy.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden