Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: meegeven

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
meegegeven

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik geef mee
jij geeft mee
hij geeft mee
wij geven mee
jullie geven mee
zij geven mee

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik meegeef
dat jij meegeeft
dat hij meegeeft
dat wij meegeven
dat jullie meegeven
dat zij meegeven

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb meegegeven
jij hebt meegegeven
hij heeft meegegeven
wij hebben meegegeven
jullie hebben meegegeven
zij hebben meegegeven

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik gaf mee
jij gaf mee
hij gaf mee
wij gaven mee
jullie gaven mee
zij gaven mee

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik meegaf
dat jij meegaf
dat hij meegaf
dat wij meegaven
dat jullie meegaven
dat zij meegaven

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had meegegeven
jij had meegegeven
hij had meegegeven
wij hadden meegegeven
jullie hadden meegegeven
zij hadden meegegeven

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal meegeven
jij zult meegeven
hij zal meegeven
wij zullen meegeven
jullie zullen meegeven
zij zullen meegeven

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal meegegeven hebben
jij zult meegegeven hebben
hij zal meegegeven hebben
wij zullen meegegeven hebben
jullie zullen meegegeven hebben
zij zullen meegegeven hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou meegeven
jij zou meegeven
hij zou meegeven
wij zouden meegeven
jullie zouden meegeven
zij zouden meegeven

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou meegegeven hebben
jij zou meegegeven hebben
hij zou meegegeven hebben
wij zouden meegegeven hebben
jullie zouden meegegeven hebben
zij zouden meegegeven hebben

Gebiedende wijs
geef mee

Aanvoegende wijs
meegeve

Voorbeelden

  1. Geef mee een stuk krijt.
    Get me a piece of chalk!
  2. Geef mee een mes voor de kaas.
    Get me a knife for the cheese.
  3. Hey, dame, geef mee een glas bourbon.
    Hey, miss. Get me some bourbon.
  4. Dat moeten we hem meegeven.
    Got to give it to him.
  5. Lk zal u dit meegeven.
    I will give you this.
  6. En je deze gedachte meegeven.
    And to leave you with this little thought.
  7. Je moet meegeven om te slagen.
    You must yield to succeed.
  8. Zal ik je een proefdoos meegeven?
    Can I give you a sample box?
  9. Kun je me een Akai meegeven?
    Can you sign the Akai out for me?
  10. Maar ik zal je dit meegeven:
    I will tell you this.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden