Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: meedraaien

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
meegedraaid

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik draai mee
jij draait mee
hij draait mee
wij draaien mee
jullie draaien mee
zij draaien mee

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik meedraai
dat jij meedraait
dat hij meedraait
dat wij meedraaien
dat jullie meedraaien
dat zij meedraaien

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb meegedraaid
jij hebt meegedraaid
hij heeft meegedraaid
wij hebben meegedraaid
jullie hebben meegedraaid
zij hebben meegedraaid

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik draaide mee
jij draaide mee
hij draaide mee
wij draaiden mee
jullie draaiden mee
zij draaiden mee

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik meedraaide
dat jij meedraaide
dat hij meedraaide
dat wij meedraaiden
dat jullie meedraaiden
dat zij meedraaiden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had meegedraaid
jij had meegedraaid
hij had meegedraaid
wij hadden meegedraaid
jullie hadden meegedraaid
zij hadden meegedraaid

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal meedraaien
jij zult meedraaien
hij zal meedraaien
wij zullen meedraaien
jullie zullen meedraaien
zij zullen meedraaien

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal meegedraaid hebben
jij zult meegedraaid hebben
hij zal meegedraaid hebben
wij zullen meegedraaid hebben
jullie zullen meegedraaid hebben
zij zullen meegedraaid hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou meedraaien
jij zou meedraaien
hij zou meedraaien
wij zouden meedraaien
jullie zouden meedraaien
zij zouden meedraaien

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou meegedraaid hebben
jij zou meegedraaid hebben
hij zou meegedraaid hebben
wij zouden meegedraaid hebben
jullie zouden meegedraaid hebben
zij zouden meegedraaid hebben

Gebiedende wijs
draai mee

Aanvoegende wijs
meedraaie

Voorbeelden

  1. Ik draai mee in de top.
    I 'm up there with the big dogs!
  2. John, draai mee met het programma.
    John, get with the programme.
  3. Altijd de deurknop met de klok meedraaien.
    Always turn the doorknob clockwise.
  4. Ik ga je hele hand met de klok meedraaien.
    I 'm going to turn your whole hand in a clockwise direction.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden