Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: meedelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
meegedeeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik deel mee
jij deelt mee
hij deelt mee
wij delen mee
jullie delen mee
zij delen mee

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik meedeel
dat jij meedeelt
dat hij meedeelt
dat wij meedelen
dat jullie meedelen
dat zij meedelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb meegedeeld
jij hebt meegedeeld
hij heeft meegedeeld
wij hebben meegedeeld
jullie hebben meegedeeld
zij hebben meegedeeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik deelde mee
jij deelde mee
hij deelde mee
wij deelden mee
jullie deelden mee
zij deelden mee

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik meedeelde
dat jij meedeelde
dat hij meedeelde
dat wij meedeelden
dat jullie meedeelden
dat zij meedeelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had meegedeeld
jij had meegedeeld
hij had meegedeeld
wij hadden meegedeeld
jullie hadden meegedeeld
zij hadden meegedeeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal meedelen
jij zult meedelen
hij zal meedelen
wij zullen meedelen
jullie zullen meedelen
zij zullen meedelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal meegedeeld hebben
jij zult meegedeeld hebben
hij zal meegedeeld hebben
wij zullen meegedeeld hebben
jullie zullen meegedeeld hebben
zij zullen meegedeeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou meedelen
jij zou meedelen
hij zou meedelen
wij zouden meedelen
jullie zouden meedelen
zij zouden meedelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou meegedeeld hebben
jij zou meegedeeld hebben
hij zou meegedeeld hebben
wij zouden meegedeeld hebben
jullie zouden meegedeeld hebben
zij zouden meegedeeld hebben

Gebiedende wijs
deel mee

Aanvoegende wijs
meedele

Voorbeelden

  1. Iedereen wil meedelen.
    Everyone wants a slice as well.
  2. Wil je je redenen meedelen?
    You care to share your reasoning?
  3. We laten hem niet meedelen.
    We won 't cut him in on the loot.
  4. Mij dit te moeten meedelen?
    Put me through this?
  5. Wat ga je me vandaag meedelen?
    What are you gonna share with me today?
  6. Ik zal u mijn prognose meedelen.
    I 'll give you my prognosis.
  7. Ik wil meedelen in jouw geluk.
    I want to be a part of your happiness.
  8. Ik kom u het goede nieuws meedelen.
    I come to share the good news.
  9. Kun je de resultaten niet gewoon telefonisch meedelen?
    But can 't you just give me the results over the phone?
  10. Wil je... meedelen in de rijkdom van ons volk?
    Will you... share in the great wealth of our people?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden