NL: mediatiseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gemediatiseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik mediatiseer jij mediatiseert hij mediatiseert wij mediatiseren jullie mediatiseren zij mediatiseren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gemediatiseerd jij hebt gemediatiseerd hij heeft gemediatiseerd wij hebben gemediatiseerd jullie hebben gemediatiseerd zij hebben gemediatiseerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik mediatiseerde jij mediatiseerde hij mediatiseerde wij mediatiseerden jullie mediatiseerden zij mediatiseerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gemediatiseerd jij had gemediatiseerd hij had gemediatiseerd wij hadden gemediatiseerd jullie hadden gemediatiseerd zij hadden gemediatiseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal mediatiseren jij zult mediatiseren hij zal mediatiseren wij zullen mediatiseren jullie zullen mediatiseren zij zullen mediatiseren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gemediatiseerd hebben jij zult gemediatiseerd hebben hij zal gemediatiseerd hebben wij zullen gemediatiseerd hebben jullie zullen gemediatiseerd hebben zij zullen gemediatiseerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou mediatiseren jij zou mediatiseren hij zou mediatiseren wij zouden mediatiseren jullie zouden mediatiseren zij zouden mediatiseren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gemediatiseerd hebben jij zou gemediatiseerd hebben hij zou gemediatiseerd hebben wij zouden gemediatiseerd hebben jullie zouden gemediatiseerd hebben zij zouden gemediatiseerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
mediatiseer
|
| Aanvoegende wijs |
| mediatisere |