1. MWB
  2. Werkwoord vervoegen
  3. measure

Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

EN: to measure    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Gerund
measuring

Present simple (ott)
I measure
you measure
he measures
we measure
you measure
they measure

Present perfect (vtt)
I have measured; have measured
you have measured
he has measured
we have measured
you have measured
they have measured

Past Simple (ovt)
I measured
you measured
he measured
we measured
you measured
they measured

Past perfect (vvt)
I had measured
you had measured
he had measured
we had measured
you had measured
they had measured

Present future (ottt)
I will measure
you will measure
he will measure
we will measure
you will measure
they will measure

Present future perfect (vttt)
I will have measured
you will have measured
he will have measured
we will have measured
you will have measured
they will have measured

Past future (ovtt)
I would measure
you would measure
he would measure
we would measure
you would measure
they would measure

Past future perfect (vvtt)
I would have measured
you would have measured
he would have measured
we would have measured
you would have measured
they would have measured


Voorbeelden

  1. Measure for measure.
    Maatregel voor maatregel.
  2. Measure
    Maat nemen
  3. measure
    maatstok
  4. measure
    maat
  5. Precautionary measure.
    Voorzorgsmaatregelen.
  6. column measure
    kolombreedte
  7. We could measure.
    We kunnen gaan meten.
  8. Clocks measure time.
    Klokken meten de tijd.
  9. Oh. Precautionary measure.
    Oh, dat is een voorzorgsmaatregel.
  10. When you starts to measure somebody, you measure them right.
    Wanneer u begint met iemand te meten, moet u hem juist meten.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden



Vaakst vervoegd

Hier zie je een overzicht van de 30 vaakst vervoegde werkwoorden voor de vijf talen die we op mijnwoordenboek gebruiken.

Nederlandse werkwoorden

willen verdienen worden zijn vinden bedoelen kunnen houden hebben meten vermelden vertellen varen gelden beantwoorden zeggen bestellen begeleiden updaten reizen bereiden leiden plannen gaan verwijderen stelen bidden besteden denken bellen

Franse werkwoorden

être avoir aller faire pouvoir vouloir venir devoir voir prendre savoir partir connaître recevoir dire mettre finir lire boire choisir envoyer sortir falloir dormir écrire appeler croire manger devenir vivre

Duitse werkwoorden

sein werden haben können mögen gehen wollen müssen essen finden sehen stressen lesen dürfen fahren misten sollen kommen nehmen tun machen geben sprechen lassen helfen laufen arbeiten wohnen schlafen halten

Spaanse werkwoorden

ser sentir tener hacer ver teñir ir estar servir haber poder mentir querer dar fuir saber decir hablar salir empezar volver comer seguir vivir gustar pedir encontrar grillarse latir pensar llamar conocer preferir jugar llegar

Engelse werkwoorden

send read be have spend choose go lead mean hear teach lie think see quit can do build meet take say get run fall fair buy put eat lay make learn wear begin barbecue will give find want know drink work write try