Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: mazelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gemazeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik mazel
jij mazelt
hij mazelt
wij mazelen
jullie mazelen
zij mazelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gemazeld
jij hebt gemazeld
hij heeft gemazeld
wij hebben gemazeld
jullie hebben gemazeld
zij hebben gemazeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik mazelde
jij mazelde
hij mazelde
wij mazelden
jullie mazelden
zij mazelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gemazeld
jij had gemazeld
hij had gemazeld
wij hadden gemazeld
jullie hadden gemazeld
zij hadden gemazeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal mazelen
jij zult mazelen
hij zal mazelen
wij zullen mazelen
jullie zullen mazelen
zij zullen mazelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gemazeld hebben
jij zult gemazeld hebben
hij zal gemazeld hebben
wij zullen gemazeld hebben
jullie zullen gemazeld hebben
zij zullen gemazeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou mazelen
jij zou mazelen
hij zou mazelen
wij zouden mazelen
jullie zouden mazelen
zij zouden mazelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gemazeld hebben
jij zou gemazeld hebben
hij zou gemazeld hebben
wij zouden gemazeld hebben
jullie zouden gemazeld hebben
zij zouden gemazeld hebben

Gebiedende wijs
mazel

Aanvoegende wijs
mazele

Voorbeelden

  1. Mazel tov, Wendy.
    Mazel tov, Wen _ y.
  2. Gefeliciteerd en mazel tov.
    Congratulations and mazel tov.
  3. Mazel tov aan de familie.
    Mazel tov to the family.
  4. Mazel tov op de hoop plezier.
    Maze! tov on the bundle of joy.
  5. Vandaag ben je een man, Mazel Tov!
    Today you are a man. Mazel Tov!
  6. Benjamin, mazel tov, We zijn trots op je.
    Benjamin, mazel tov. We 're proud of you.
  7. Mazel tov, Ik ben op zoek naar Naomi.
    Mazel tov, I 'm looking for Naomi.
  8. Mazelen, de bof, waterpokken.
    Measles, mumps, chickenpox.
  9. Hij heeft de mazelen.
    He 's got the measles.
  10. Je hebt de mazelen.
    You 've got measles.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden